Pasen is ons grootste feest. Maar als we op straat zouden aangesproken worden door pakweg een Hindoe, die ons zou vragen wat Pasen precies betekent, dan zouden we misschien last hebben om het uit te leggen.
Huub Oosterhuis spreekt in termen van belofte: een wenkende hand die de doden doet opstaan. En hij maakt de link met het Oude Testament. Hij laat ons zingen over de woestijn die begint te bloeien en over leven gevend water uit de rots. De tweede strofe beschrijft de vreugde van de gedeporteerden in Babylon, die eindelijk terug naar huis mogen.
Rond dit lied bouwen we de volgende themaviering, in Heilig Familie op 14 april om 11.15 uur. Het koor Rabboeni werkt mee aan deze viering. Het doet ons plezier dat een aantal mensen uit de pastorale eenheid de weg vinden naar Elsdonk, elke tweede zondag van de maand. Verscheidenheid in stijlen maakt ons liturgisch aanbod rijker.
De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan vanaf de dagen der schepping
staan vol water, maar dicht,
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen,
het water zal tintelen, stralen,
dorstigen komen en drinken.
De steppe zal drinken
de steppe zal bloeien,
de steppe zal lachen en juichen.
De ballingen keren. Zij keren met blinkende schoven.
Die gingen in rouw tot aan de einden der aarde,
één voor één, en voorgoed,
die keren in stoeten.
Als beken vol water,
als beken vol toesnellend water,
Schietend omlaag van de bergen.
Als lachen en juichen,
die zaaiden in tranen,
die keren met lachen en juichen.
De dode zal leven. De dode zal horen: nu leven.
Ten einde gegaan en onder stenen bedolven:
dode, dode, sta op, het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken,
een stem zal ons roepen: ik open
hemel en aarde en afgrond
en wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen en leven.
About the author