Peter De Vriendt getuigde met deze tekst in de kruispuntviering van 1 september naar aanleiding van Scheppingszondag.
Ons zomerkamp in Meerseldreef ligt al weer twee maanden achter ons. Hoe goed was dat? 4 dagen genieten van mekaar, van die zalige plek, van de gastvrijheid van de broeders, van Sint-Franciscus, die ons gezelschap hield.
‘O sifunu mungu’ klonk het bij aanvang an elke activiteit door de boxen. Het is een Afrikaanse variatie op het Zonnelied. ‘Geloofd zijt Gij, Heer, door al uw schepselen’. Wij mensen staan niet boven de schepping, wij staan gewoon mee te zingen in het koor. Met naast ons onze broers en zussen: de zon, de maan, de wind en het vuur. We staan niet eens op de eerste rij. Kleintjes van voor, zoals in de meeste koren: zuster madeliefje en broeder muis. En op de achterste rij: broeder eik en zuster walvis.
Dankbaar en nederig, vol ontzag en verwondering, zo kijkt Franciscus naar de schepping. Niks pakken, alleen maar vragen, zei hij aan zijn broeders. Hij was blind en stervende, toen hij zijn zonnelied schreef.
Ik schreef deze tekst daarstraks op de trein van 7 u O7 u vanuit Libramont. Tegen dat we in Brussel waren, was hij klaar. Een getuigenis van iemand die dicht bij de natuur woont, vroeg Jo mij. Ja, de helft van de week en grote stukken van de schoolvakanties woon ik op een van de mooiste plekken van België, in een voormalige watermolen aan de oever van de Semois. Om half zeven vanmorgen heb ik de deur daar achter mij dichtgetrokken. Meestal ga ik elke week met de auto over en weer. Edegem – Bouillon, 184 kilometer, dat zijn er 25.000 per jaar. Dat is 3 ton CO2. Ik probeer niet te vliegen en koop al mijn kleren tweedehands om dat een beetje goed te maken.Het schemerde toen ik buiten kwam en het eerste wat ik zag, was Bartje, die vrolijk boven mijn hoofd vloog. Twee Bartjes eigenlijk. In het dak van de molen wonen vleermuisjes en ik noem ze allemaal Bartje.
Er waren nog maar een paar vogels wakker. Ik heb een appje op mijn gsm om hun geluidjes te herkennen. De tjiftjaf, het roodborstje, de ijsvogel. Zalig om hun conversaties te volgen.
In de zomer ga ik wel eens zwemmen in de Semois, enfin zwemmen, …het is eerder drijven. ik heb zo’n grote binnenband van een vrachtwagen. Daar kan ik languit in liggen, met mijn handen in mijn nek. En dan kijk ik en kijk ik. Ik probeer mijn verstand op nul te zetten. Al dat groen in mij op te nemen. Soms buig ik mijn hoofd naar achter en dan zie ik alles ondersteboven. De meeste bomen hebben deugd gehad van dit natte jaar. Maar hier en daar staat er een dode boom tussen. Het zijn essen. Ik heb het even opgezocht. De essentaksterfte wordt veroorzaakt door een schimmel, die tien jaar geleden overgewaaid is uit Azië. Ook de berken en de lorken hebben het moeilijk door de droogte van de afgelopen jaren en ontelbare sparren zijn aangetast door de lettervreter, een kever, die gangetjes graaft tussen de stam en de schors. Ja, het is moeilijk om mijn verstand op nul te zetten, als ik daar zo lig te drijven op het rustige water van de rivier. Gelukkig is daar de reiger. Fier en rustig vliegt hij langs mij. Hij heeft me duidelijk niet herkend. Reigers zijn normaal ongelooflijk schuw. In de schemering durft hij soms tot vlak onder ons raam komen vissen in de beek, maar van zodra hij ziet dat je door het raam naar hem kijkt…
In de gaten van onze gevel maken gele kwikstaartjes hun nest. ‘Bergeronettes de rivage’, heten ze in het Frans. Zouden ze weten dat ze hun nest maken tussen de stenen van de Moulin du Rivage? Kwikstaartjes. Ze hebben hun naam niet gestolen; hun staartveertjes wiebelen de hele tijd op en neer. In de maand mei vliegen ze ijverig af en aan om die hongerige kleine vogeltjes groot te krijgen. Ik slaap onder een velux-raam en meestal word ik wakker van het getrippel van hun pootjes op de leien. De laatste maanden niet meer. Waar zijn ze? Zijn er wel genoeg insecten? Onder het keukenraam staan de floxen nog volop in bloei. Ze hebben genoten van de wat koelere natte zomer, ze hebben nog nooit zo mooi gestaan. Maar waar zijn de wilde bijen? En waar zijn de vlinders? Normaal gonst het daar van de activiteit in de bloementuin en nu…. Twee wilde bijen en 1 eenzame cotroenvlinder.
De trein is Namen voorbij. Ik drink nog eens van mijn drinkbus. Die heb ik daarstraks gevuld aan de kraan. We hebben een eigen bronnetje. Levend water, denk ik dan altijd. Ik breng er elke week 5 liter van mee voor mezelf en 5 liter voor de buurvrouw. De voorbije zomers waren heet en droog. We installeren dan een pomp die water uit de breek pompt om de toiletten en de wasmachine te bevoorraden. Dit jaar hebben we de pomp niet van stal moeten halen. Zoveel regen. Te veel om er goed gezind van te blijven én om het droog te houden binnen. Met een stevige ploeg vrijwilligers hebben we begin augustus 6 dagen gegraven om de afwatering te verbeteren van de daken en de parking. Nu zijn we gerust. Want wat is dat toch met die regen? Dat is soms geen regen meer, dat is moesson.
Voor de bessen was het een goed jaar. Ik heb rode bessen, en wijnbessen en bramen. De frambozen groeien overal in het wild. Zo lekker, zelf gedraaid roomijs met eieren van je eigen kippen en daarbovenop bessen uit eigen tuin. Normaal zijn nu de druiven rijp. Maar voor de druiven was het een slecht jaar. Je meeste trosjes zijn niet volgroeid. De helft van de druiven lijken net rozijnen. Te veel nattigheid. Ik heb al gehoord dat het een heel slecht wijnjaar wordt.
De dagen worden korter nu. Bij ons in de vallei komt de zon pas rond 10 u piepen en ze gaat nooit later dan 18.30 u onder. Het koelt het ‘s nachts al stevig af. Twaalf kubieke meter hout ligt er klaar om de 3 houtkachels van ons en van onze gasten mee warm te stoken. De voorbije twee weken heeft die van ons al een paar keer gebrand. De winter komt eraan. We verwarmen enkel de huiskamer en de keuken, op de slaapkamers zakt de temperatuur soms naar 5 graden. Als ik dan na de vergadering ‘s woensdags nog naar ginder rijd het het eerste werk het elektrisch dekentje aansteken en de kachel aan te steken, zodat het ‘s morgens al een beetje opgewarmd is beneden. Het zachte ronken van de kachel. Heerlijk. Binnen een dikke maand begint het jachtseizoen al. De glazen potjes om wildpaté te maken staan al klaar. Een zelfgebakken boterham met zelfgemaakte everzwijnenpaté. Franciscus zou waarschijnlijk veel meer compassie hebben met de reetjes en de wilde zwijnen, maar ik ben geen heilige.
Een dankbaar mens, een bezorgde mens ook. Dat hebt u vast gemerkt. Laat die twee gevoelens er maar zijn. En doe wat je kan, om onze planeet te beschermen. Leef zo dicht mogelijk bij de natuur, ook al heb je alleen het parkje in je wijk en kiik naar je medeschapselen met dankbaarheid en respet. Probeer ze allemaal te zien als jouw broer en zus. Loof zo, zoals Fransicsus, de allerhoogste goede Heer.
About the author